De aardkorst
De aardkorst: Het grootste deel van het binnenste van de aarde is niet toegankelijk. Het is tot nu toe niemand gelukt dieper te boren dan 15 kilometer. Om conclusies te kunnen trekken over de samenstelling van de afzonderlijke lagen, moet door middel van indirecte methoden onderzoek verricht worden.
Belangrijk hiervoor zijn de seismische golven, die door explosies of aardbevingen veroorzaakt worden. Uit de aard van de trillingen kunnen conclusies worden getrokken over de samenstelling van het gesteente binnen in de aarde. Verdere informatie krijgen we uit het warmteveld, het magnetische veld en het zwaartekrachtveld van de aarde.
Onze continenten en de zeebodem bevinden zich op de buitenste laag van de aarde, de aardkorst. Vergeleken met de straal van de aarde is de korst zeer dun (de gemiddelde straal van de aarde bedraagt 6370 km).
Onder de continenten varieert de dikte van 30-100 kilometer. De korst onder de Central Valley van California is bijvoorbeeld slechts 20 kilometer dik, maar onder de Himalaya bereikt ze een dikte van 90 kilometer.
Onder de oceanen loopt de dikte van 5 tot 11 kilometer.
In de bovenste lagen is de snelheid waarmee de seismische golven zich verplaatsen zeer verschillend. Daaruit laat zich een grote verscheidenheid aan gesteente aflezen.
Tussen korst en mantel bevindt zich een scherpe grens, die de discontinuïteit van Mohorovicic (kortweg: Moho ) genoemd wordt.
Deze naam is afkomstig van de ontdekker van het verschijnsel, de Joegoslavische seismoloog Andrija Mohorovicic (1857-1936). Hij was oorspronkelijk wis- en natuurkundeleraar, maar richtte in 1887 een meteorologisch station op. Met groeiend interesse volgde hij echter ook de talrijke plaatselijke aardbevingen. In 1880 kocht hij, na de grote aardbeving in Zagreb, zijn eerste seismograaf voor het meteorologische observatorium van Zagreb, waarvan hij inmiddels directeur was.
Na volgende grote aardbevingen, stelde Mohorovicic voor, een seismografisch station op te richten. Na de eerste aardbeving, waarvan de registratie lukte – in 1909 – schreef hij een seismologische publicatie.
Bij de analyse van seismische gegevens van aardbevingen en nabevingen ontdekte hij een grens tussen de aardkorst en de mantel, de discontinuïteit van Mohorovicic. Aangezien er zich abrupte veranderingen voordeden in de snelheid waarmee de golven zich voortplantten, moest er ook een abrupte verandering van de materie binnenin de aarde zijn.
Nog lang na de ontdekking van Mohorovicic werd de structuur van de aardkorst door middel van aardbevingsgolven vastgesteld. Sinds de jaren ‘50 experimenteerde men met explosiegolven, die naar believen op de gewenste plaats en gewenste tijd ingezet konden worden. Hun energie reikt echter niet verder dan de lagen van de mantel van de aarde.
De continentale korst is in vergelijking met de oceanische korst gevarieerder en machtiger in zijn opbouw. De continentale korst bevat stenen, die tot 3,8 miljoen jaar oud zijn.
Verwering, vervorming, stijging en daling hebben erop ingewerkt, en een veelzijdige structuur ontwikkeld.
De oppervlakten worden vaak gevormd door sedimenten en vulkanisch gesteente met een geringe dichtheid. Daaronder bevindt zich een metamorfe sedimentlaag, waar – afhankelijk van het gebied – een granietlaag op aansluit. In dieper gelegen gedeelten van de korst zijn kristallijne en ook metamorfe gesteenten te vinden, die zich uitstrekken tot aan de mantel.
De opbouw van de oceanische korst is relatief eenvoudig.Deze korst wordt opgedeeld in enkele lagen: Licht vast geworden sediment bedekt de aardbodem. De dikte hiervan ligt tussen enkele honderden meters en drie kilometer.
De tweede laag bestaat uit hard gesteente, dat voor een klein gedeelte uit sedimentgesteente bestaat, maar hoofdzakelijk basalt bevat. De normale dikte bedraagt 1,5 kilometer.
Een derde laag van ongeveer 5 kilometer dikte is tot nu toe nog niet door middel van boringen onderzocht.
Men meent dat deze laag hetzij uit basalt hetzij uit gabbro bestaat. In deze lagen steken reusachtige magmakegels omhoog, die afkomstig zijn uit de mantel van de aarde.
Met het toenemen van de diepte stijgen ook de temperaturen in het binnenste van de aarde. Vanaf de oppervlakte heeft men een verhitting berekend van om en nabij de 30 graden Celsius per kilometer.