Bronnen
Wanneer onderaards water op natuurlijke wijze aan de aardoppervlakte komt, spreekt men van een bron. Bronnen komen voor op plaatsen, waar de grondwaterspiegel aan de aardoppervlakte komt.
De plaats waar de bron aan de oppervlakte komt, is het einde van een onderaardse waterstroom en tegelijkertijd het begin van een bovengronds stromend water. Afhankelijk van hoe het water naar buiten komt, deelt men de bronnen in groepen in: zo zijn er bijvoorbeeld overloopbronnen, gelaagde bronnen en verschuivingsbronnen. Een bron kan ook voorkomen op de bodem van een meer.
Het (basis)debiet geeft informatie over de hoeveelheid water, die uit de bron opwelt, gemeten in liters per seconde. In onze streken vindt men meestal permanente bronnen. In droogtegebieden of gebieden met sterk wisselende regenval vindt men periodieke bronnen.
De temperatuur van bronwater is normaliter ongeveer gelijk aan de gemiddelde luchttemperatuur van de omgeving. In vulkanische gebieden kan de temperatuur echter veel hoger liggen, bij thermale bronnen tussen de 20 en 50 graden Celsius.
Minerale toevoegingen en ijzer-, zwavel- of zoutenhoudende bronnen, evenals koolstofdioxide bevattende bronnen hebben al menig oord tot een kuuroord gemaakt.
Artesische bronnen
Een bijzondere bronvorm is de artesische bron. De grondwaterspiegel bevindt zich hier in een bekken, dat ingesloten wordt door twee lagen, die niet waterdoorlatend zijn.
De bovenste ondoorlatende rand, ligt boven de aardoppervlakte. Het water wordt als het ware gevangen gehouden in dit bekken.
Door verticale verschuiving van gesteentelagen of door boorgaten kan de bovenste ondoorlatende laag opengestoten worden, en het water komt uit zichzelf door de druk van de lagen aan de aardoppervlakte.
Artesische bronnen waren 4000 jaar geleden al bekend in China en Egypte.
In Europa werd voor het eerst in 1126 zo’n bron in de streek Artois (in Noordwest-Frankrijk) aangeboord. Daar komt ook de naam vandaan.
Artesische bronnen komen tegenwoordig veel voor in onder andere het Midden-Australische bekken. Verdeeld over een oppervlakte van 2 miljoen vierkante kilometer, maken ze tegenwoordig de reusachtige schapenteelt mogelijk in de oorspronkelijk droge grasgebieden.
Verder bevinden zich nog artesische bronnen in Noord- en Zuid-Dakota, in Noord-Italië en in de omgeving van Parijs.