Bliksem en donder
Onweer is een alledaags verschijnsel. Elk moment bliksemt en dondert het wel ergens op aarde.
Door zonnestraling wordt de bodem verwarmd. De opstijgende warme lucht produceert cumuluswolken, die over kunnen gaan in cumulonimbuswolken.
De vorming van onweerswolken wordt bevorderd door de hoge luchtvochtigheid, die wij als broeierig ervaren.
In een onweerswolk zijn de bovenste gebieden voornamelijk positief en de onderste gebieden vooral negatief geladen.
Dat komt, omdat door de opwaartse wind de lichte, positief geladen ijskristallen naar boven geduwd worden, terwijl de zware, negatief geladen druppels naar beneden gaan.
Deze spanning wordt door de bliksem afgevoerd.
Verreweg de meeste bliksems, namelijk 70%, bereiken de aarde niet, maar ontladen zich binnenin de wolken.
Wanneer de bliksem de aardoppervlakte bereikt, heeft van te voren al een zogenoemde voorontlading plaatsgevonden, die een elektrisch geleidend kanaal opbouwt.
Vanuit de negatief geladen wolk nadert de bliksem in schokken de aardoppervlakte. Deze inleidende ontlading treft echter niet direct de bodem. Er groeit hem een zogenoemde vangontlading tegemoet.
Zodra de afstand tussen de inleidende bliksem en de vangontlading overbrugd is, en er een bliksemkanaal ontstaan is, volgt de hoofdontlading. Deze loopt vanaf de aarde naar de wolk.
Dat is de voor ons zichtbare bliksemflits. De gemiddelde lengte bedraagt ongeveer 1000 – 2000 m. De stroomsterkte kan oplopen tot 20.000 ampère. Een bekende, maar nauwelijks Onderzochte, speciale vorm is de bolbliksem.
De grootte hiervan schommelt volgens verklaringen van ooggetuigen tussen die van een biljartbal en een volleybal. Men vermoedt, dat deze bliksem bestaat uit een mengsel van hete gassen, dat ontstaat, wanneer na een ontlading elektromagnetische golven uitgezonden worden door de onweerswolk.
Dat wij bij onweer eerder de bliksem waarnemen, dan de donder, komt doordat het licht een hogere snelheid heeft dan het geluid.
De immense temperatuur van een bliksem (5000-10.000°C) leidt tot een explosieve uitzetting van de lucht. Daardoor ontstaat een knal, die wij donder noemen.
Wanneer het onweer ver weg is, nemen we de donder waar als gerommel en gebulder. Dat komt door de weerkaatsing van het geluid door kunstmatige of natuurlijke verhevenheden of door wolken.
De bliksem vormt, zoals eerder opgemerkt, een niet te onderschatten gevaar.
In het verleden hebben bliksems niet zelden branden veroorzaakt, die hele steden verwoestten. Door de, in het midden van de 18e eeuw door Benjamin Franklin ontwikkelde, bliksemafleider behoort dit gevaar grotendeels tot het verleden.
Ook het aantal door de bliksem gedode mensen is sterk afgenomen. Tegenwoordig zijn we immers vaker met de (beschermende) auto onderweg, dan dat we ons in het open veld ophouden.
Maar aangezien we door vele soorten elektronica omgeven zijn, ligt hier het potentiële gevaar.
Bliksem kan computers verwoesten, doordat deze via de elektrische leidingen in het apparaat dringt.
Helaas kunnen zo ook elektronische onderdelen van vliegtuigen lamgelegd worden, hetgeen, zoals in 1988 in Düsseldorf, ook kan leiden tot het neerstorten van het vliegtuig.
Verzekeringen klagen, dat de bliksem jaarlijks voor meerdere miljarden aan elektrische apparaten vernietigt.