Oerknal
Men neemt tegenwoordig aan, dat alles 15 à 20 miljard jaar geleden is begonnen met een grote explosie, de Big Bang. Hoe komt men aan dit getal?
De verklaring hiervoor is afkomstig van de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble. Hij ontwikkelde de wiskundige constante, volgens welke sterrenstelsels zich sneller van elkaar verwijderen, naarmate ze verder uit elkaar liggen.
Volgens deze constante is de vluchtsnelheid per afstand van 1 miljoen parsec (1 parsec = 3,25 miljoen lichtjaren) ca. 75 km/sec. Als nu echter alles uit elkaar vliedt, dan moet de materie van het heelal vroeger dicht opeengepakt zijn geweest.
Als men het Hubble-effect omdraait, komen we aan de hand van deze constante uit bij het tijdstip, dat als geboortetijd van het heelal kan worden aangeduid. Het ligt voor de hand, dat de wetenschap geen precieze datum kan leveren.
Daarvoor heerst er te veel onzekerheid over de vroegste tijd van de evolutie. Het is bijv. niet duidelijk, of er misschien vertragingen in de uitdijing zijn opgetreden. Men is er echter wel zeker van, dat de totale materie op een kleine ruimte geconcentreerd was. Enerzijds wordt dit afgeleid uit het feit, dat lichte materie (waterstof en helium) in de oudste sterren te vinden is.
Aan de andere kant zijn er nog steeds bepaalde naweeën van de Big Bang. Daarbij gaat het om de kosmische achtergrondstraling, die in 1965 met behulp van een radiotelescoop door de Amerikanen Penzias en Wilson werd ontdekt.
Onmiddellijk na de oerexplosie, in de bliksemfase, dus na minder dan een miljoenste van een seconde, is ondanks de beginnende expansie de temperatuur nog oneindig hoog (50.000 miljard graad Kelvin). Uit de straling vormen zich deeltjes en antideeltjes. Dit worden fotonen, dus a.h.w. stralingspakketjes, waaruit weer deeltjes en antideeltjes ontstaan.
De uitdijing gaat onvoorstelbaar snel. Al na één seconde is de straal vier lichtjaren.
Vergeleken bij de beginperiode is het dan echt koud geworden (10 à 15 miljard graden Kelvin). Na enkele minuten zinkt de temperatuur tot een miljard graden, de dichtheid is ongeveer gelijk aan die van ijzer, en uit fotonen en neutronen ontstaan de eerste heliumkernen.
De oerexplosie stopt na 100.000 jaar. De uitdijingsradius ligt dan bij zeven miljoen lichtjaren. Vanaf dit tijdstip ontstaat er materie, en de tijd van het stralingsuniversum is voorbij.