Supernovae
De toevoeging “super” is in dit geval zeer toepasselijk. Bij de explosie, die tot een supernova leidt, wordt de helderheid zo groot, dat deze een heel sterrenstelsel overstraalt. Daarbij komt binnen enkele seconden evenveel energie vrij, als onze zon gedurende haar hele levensperiode als hoofdreeksster (= 10 miljard jaar) produceert.
In 1054 werd volgens gegevens van Chinese astronomen een dergelijk verschijnsel waargenomen. Tegenwoordig gaat men ervan uit, dat de Krabnevel het overblijfsel van deze supernova is.
Er bestaan twee soorten supernovae. Type 1 ontstaat evenals de novae in een dubbelstersysteem. Een witte dwerg ontvangt materie van zijn partner.
De hoeveelheid daarvan is doorslaggevend. Wordt er zoveel overgenomen, dat de witte dwerg niet meer levensvatbaar is, dan slingert hij niet zoals bij de novae zijn buitenste lagen weg, maar explodeert totaal.
Type 2 van de supernovae waren voorheen zeer waarschijnlijk alleenstaande sterren met een zeer grote massa. Als de oven uitgaat, dus als er geen stoffen voor kernfusie meer beschikbaar zijn, stort de rest van de materie in de kern ineen. Binnen seconden volgt dan de supernova-explosie. De deeltjes, die zich van de explosiehaard weg bewegen, bereiken snelheden van 10.000 km/s.
Supernovae zorgen voor de productie van zware elementen. Deze blijven in de zich uitbreidende explosiewolk aanwezig. Deze wolken bevorderen het ontstaan van nieuwe sterren. Uit het feit, dat de nieuwe generatie een groter aandeel aan zware elementen bevat, kan men afleiden, dat supernovae onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling van het universum.