‘Dinosauriers & Oertijd’

Vele miljoenen jaren geleden, lang voordat de mens bestond, beheersten de dinosauriërs in grote verscheidenheid en in grote aantallen de aarde. Ze leefden overwegend in het Mesozoïcum en stierven ongeveer 65 miljoen jaar geleden aan het einde van de laatste periode van dit tijdperk – het Krijt – uit. De dinosauriërs waren reptielen, die tot de groep van de viervoetige gewervelde dieren behoorden. Binnen het kader van deze klasse hadden ze allemaal een bijzondere schedelvorm gemeen. Bovendien verschoof in de loop der tijd de plaats en vorm van hun ledematen, zodat ze rechtop konden lopen. De sauriërs leefden op het land, in het water (Ichthyosaurus, Mixosaurus) of in de lucht (vliegende reptielen).

Op basis van hun bekkenvorm onderscheiden we bij de echte, op het land levende dinosauriërs tegenwoordig twee orden: de Saurischia (hagedisbekken-dinosauriërs) en de Ornithischia (vogelbekken-dinosauriërs). Binnen deze orden kent men weer talrijke verschillende soorten, die inverschillende tijden leefden. Het waren of roofzuchtige vleeseters (Tyrannosaurus, Ichthyosaurus, Deinonychus) of planteneters (Brachiosaurus, Apatosaurus). Sommige waren zo klein als hagedissen, andere reusachtiger dan olifanten. Sommige liepen op twee poten (Edmontosaurus), andere op alle vier (Mamenchisaurus). Evenals de tegenwoordige reptielen hadden de dinosauriërs meestal een geschubde huid. Bij enkele soorten vormden de schubben een hard pantser, dat met stekels, kammen of horens bedekt was, en de dieren vaak een bizar uiterlijk gaf.

Bij de zee-sauriërs veranderden de ledematen in peddels, bij de vliegende sauriërs , de pterosauriërs, werden ze tot vleugels omgevormd, die deels ook met veren bedekt waren. Helaas weten we bijna niets over de kleuren van hun huid. Ook de geluiden, die de dinosauriërs maakten, kunnen we slechts voor een deel vermoeden. Over de wijze van paring of over het geslacht kunnen natuurvorsers uit de gedane fossiele vondsten evenmin iets afleiden. Niet alle, maar toch enkele van de reusachtige dinosauriërs zijn vermoedelijk op een bijzondere wijze warmbloedig geweest. Maar de grootte van hun lichaam bemoeilijkte, dat de wisselende temperaturen bij klimatische schommelingen tot in hun binnenste doorwerkten. Andere dieren hadden een zeilvormige rugkam, die diende voor de warmte-regulatie (Dimetrodon).

Veel dinosauriërs leefden in kudden of roedels, waarin ze rondtrokken. Dit is te bewijzen aan de hand van vondsten van versteende afdrukken en versteende diergroepen. Het begrip ”dinosauriër“ is pas ca. 150 jaar oud, maar is in de dagelijkse taal een begrip geworden, dat steeds levendige associaties bij ons opwekt. Nog altijd denkt men bij dinosauriërs aan afschrikwekkende wezens, die er uitzagen als draken en net zo gevaarlijk waren. De benaming, die afgeleid is van de Griekse woorden ”deinos“ (verschrikkelijk) en ”sauros“ (hagedis), werd voor het eerst gebruikt op een congres in Groot-Brittannië in 1841, waar de natuurvorser en anatoom professor Richard Owen een referentie hield over alle tot die tijd bekende fossiele reptielen.

In de loop van de navolgende jaren slaagde men erin, door talrijke vondsten in verschillende aardlagen en op verschillende continenten naast het onderzoek naar dinosauriërs ook een beter beeld te krijgen van het ontstaan van de continenten en de ontwikkeling van het leven, van eencellige en meercellige organismen tot aan de huidige mens. Aan de hand van een tijdtabel van de aardgeschiedenis wordt een overzicht gegeven over de omstandigheden waaronder de dinosauriërs destijds geleefd hebben, tot ze tenslotte 65 miljoen jaar geleden op raadselachtige wijze uitstierven.

Lees hier al onze onderwerpen over: Dinosauriers & Oertijd

Therapsida

Vroege Diapsiden

Zeereptielen

kalender 2012-hypotheek lening-cursus beleggen-prijzen-Overgewicht-horoscoop 2012-Taartdozen-achtergronden-insecten-ziekte van crohn-online kledingwindows 8 kopen