Opvoeden van uw hond/ pup
Een pup opvoeden betekent zo weinig mogelijk verbieden en tegelijk heel attent zijn om de gevolgen van zijn gedrag zo te manipuleren dat hij kiest voor het gedrag dat u prettig vindt. Op die manier is de opvoeding een feest: het geeft snel goede resultaten en de omgang met de pup is ontspannen. U bouwt aan een fijne relatie, precies zoals u dat bedoeld had toen u bedacht dat een pup in huis leuk zou zijn.
Wanneer iemand het plan opvat om een pup te nemen, stelt hij zich de toekomst meestal heel zonnig voor. Het zal vast een lieve hond worden, die goed luistert. En die persoon is bereid er alles aan te doen om dat voor elkaar te krijgen. In de praktijk valt het vaak toch een beetje tegen en blijkt het opvoeden tot een probleemloze hond helemaal niet zo makkelijk als hij dacht. Gemopper op de pup, gemopper tegen andere gezinsleden en kleine irritaties overschaduwen het plezier. Toch is dat eigenlijk helemaal niet nodig.
U heeft een pup in huis. Natuurlijk heeft u zich verdiept in de verschillende rassen en u heeft allerlei boeken gelezen over het gedrag van honden. Want u heeft een pup uitgekozen met niet alleen uw hart, maar ook met uw verstand. Dat is bepaald een pluspunt, want het vermindert de kans op een verkeerde keuze.
U heeft rekening gehouden met de verschillende socialisatieperiodes, waarin tussen de vierde en achtste week het leren kennen wie je bent een plaats heeft gekregen. Daarom heeft uw pup in die periode zoveel mogelijk verschillende typen mensen ontmoet. En u weet dat u rekening moet houden met de daarop volgende vier weken, waarin een hond leert hoe de mensenwereld in elkaar zit en hoe hij daarin kan passen. En waarin hij leert hoe hij moet omgaan met soortgenoten. Daarom heeft u hem in contact gebracht met de buitenwereld en andere honden. Kortom, u heeft een hondje in huis met optimale mogelijkheden. En toch loopt het allemaal niet zo soepel als u gedacht had.
Wat u zich goed moet realiseren, is dat uw pup tot twaalf weken razendsnel leert. Zijn hersenen zijn daarop geprogrammeerd, want in de vrije natuur mag een pup niet zo lang pup zijn: hij zou al snel zijn eigen verantwoordelijkheden hebben en goed moeten kunnen functioneren in roedelverband. In die periode oefent de pup daarom zijn vaardigheden, hij leert wat gevaarlijk is, hij leert hoe hard hij wel of niet mag bijten, hij leert de omgangsregels tussen mensen en honden, en hij leert wat wel en wat niet mag. En dat laatste veroorzaakt nu juist de meeste misverstanden. Want hoewel wij baasjes ons heel vaak laten vertederen door dat aandoenlijke koppie en die onhandige bewegingen, hebben we het met name erg druk met verbieden. ‘Pup, bijt niet op die stoelpoot. Pup, blijf van het wasgoed af. Pup, piep niet zo als je eventjes alleen bent. Pup, loop gewoon mee aan de lijn’. Maar leren betekent voor een hond maar één ding: het zoeken naar dat gedrag dat het allermeeste voordeel oplevert. Gedrag dat de hond iets prettigs oplevert, wordt herhaald en gedrag dat de hond helemaal niets of iets naars oplevert wordt minder of verdwijnt. Eigenlijk heel simpel. Een hond heeft geen geweten over wat wel of niet hoort. Hij heeft twee normen: veilig en onveilig. Hij weet heel snel dat op de stoelpoot kauwen niet veilig is als u in de buurt bent, maar wel veilig is als u er niet bent. En dus kauwt hij erop als u even niet oplet. Dat is niet uitgekookt of stiekem, dat past heel gewoon in zijn referentiekader, zijn belevingswereld. Wilt u niet dat uw hondje op de stoelpoot kauwt? Dan moet u uw puppy de indruk geven dat u dwars door de muren heen kunt kijken. Houd hem heel goed in de gaten en kom mopperend binnen zo gauw hij zelfs maar aanstalten maakt om op die poot te kauwen. Honden doen dat onderling ook zo. Wanneer twee honden samen in een gezin leven, kan het heel goed gebeuren dat tijdens het eten een van de honden doet alsof hij klaar is met eten en dat zijn voederbak hem op dat moment gestolen kan worden. Of hij legt een kluif achteloos ergens neer. Althans, dat lijkt zo. Want zo gauw de andere hond ook maar de minste neiging heeft zijn voederbak te benaderen of zijn kluif te pakken, stuift hij erop af en snauwt de `overtreder’ weg. Regels zijn regels, ook als hij er even niet bij is.
Wat u als baasje daarbij nog extra kunt doen, is de pup leren welke speeltjes voor hem zijn. Het heeft geen zin die speeltjes alleen maar voor hem neer te leggen en af te wachten tot hij ermee gaat spelen. U moet die speeltjes wel een beetje de moeite waard voor hem maken.
Gooi ze voor hem weg, schud ermee, maak uw stem hoog als u ze laat zien, doe opgetogen over dat fantastische balletje met een piep erin. Als u het leuk vindt, vindt de pup het ook leuk. Als u erachteraan gaat om het weer op te pakken en het in de lucht te gooien, dan móet het wel waardevol zijn. Zo leert u uw pup welke speeltjes voor hem zijn. Omdat hij ze prachtig vindt, laat hij uw stoelpoot met rust. Gewoon omdat er leukere dingen zijn om te doen. Denkt u ook niet dat het veel leuker is om op deze manier uw pup te leren wat wel of niet mag? U hoeft nu niet te mopperen, De pup kiest voor het leuke, dat is een simpel gegeven.
Wanneer uw hond volwassen is, zal hij minstens één keer per jaar naar de dierenarts moeten voor zijn beschermende vaccinaties. Voor alle partijen is het dan erg prettig als uw hond daar rustig onder blijft. Heeft u een rashond en wilt u daarmee naar tentoonstellingen, dan zal de keurmeester uw hond met zijn handen onderzoeken en het beestje in de mond kijken. Ook dan is het fijn als uw hond rustig blijft, want het is een vast onderdeel van de beoordeling. Maar ook buiten deze omstandigheden zal een hond regelmatig worden aangeraakt. Door kinderen, door onbekenden, bij het borstelen, om zijn tanden op tandsteen te controleren, om zijn nagels te knippen of om een teek te verwijderen. Er zijn vele scenario’s te bedenken waarom een hond aangeraakt moet worden. U kunt hem er dus maar beter zo vroeg mogelijk mee vertrouwd maken. Dat doet u als volgt:
- stop iets lekkers in uw dichte hand en laat uw hond hieraan likken;
- neem een voorpoot in uw hand (honden hebben er een hekel aan als hun poten worden aanraakt), terwijl u de pup nog steeds laat likken;
- praat rustig tegen hem op opgewekte toon;
- houd de aanraking kort en geef hem het lekkers.
Op dezelfde manier raakt u zijn oren aan, komt u aan de binnenkant van zijn oren, pakt u zijn staart, tilt u zijn staart op (ook hier hebben honden een broertje dood aan), tilt u zijn lip op, opent u voorzichtig zijn mond door er rustig een vinger in te steken. Zo bereikt u stap voor stap alle delen van zijn lijf. U hoeft niet alles in een keer te doen! Het gaat erom dat u het regelmatig oefent.
Let op: Soms raken honden in paniek of worden ze echt heel boos door al deze intimiteiten. Dan is het belangrijk dat u de oefening heel langzaam opbouwt. Als u bijvoorbeeld in uw hoofd heeft dat u zijn pootje wilt optillen, zijn voetzooltjes wilt spreiden en zijn nageltjes wilt aanraken, dan begint u met een vinger zijn pootje aan te raken en beloont de pup dan al. Dat is voor dat moment genoeg. Pas als uw pup deze aanraking ontspannen ondergaat, gaat u een stapje verder en pakt u zijn pootje zachtjes vast. Gaat ook dat ontspannen, dan pakt u zijn pootje voorzichtig op. En zo werkt u stapje voor stapje verder. In eerste instantie houdt u de pup iets lekkers voor en beloont u elke nieuwe handeling. Uiteindelijk zult u alles om de beurt kunnen aanraken en onderzoeken en pas dan wat lekkers geven, een balspelletje met hem doen of een wandelingetje met hem maken.
Let op: Bij het optillen van een lip kan men een hond makkelijk pijn doen, omdat het slijmvlies dubbel komt te zitten. Aan de bovenlip zit in het midden een soort riempje dat de lip met het gehemelte verbindt. Als u daar uit onwetendheid te hard op drukt, doet dat ook zeer.
Let op: blijf geduldig. Mopper nooit en kijk niet boos. U bent met een oefening bezig die uw pup niet kent en niet begrijpt. Ook al gaat het nu moeilijk, op den duur gaat het steeds gemakkelijker. Kalmte en geduld zijn de wegen die naar succes leiden.
U kunt bij deze oefeningen uw kinderen betrekken. Zij raken de hond aan en u geeft wat lekkers, of u raakt de hond aan en zij geven wat lekkers. Op deze manier leren ze begrijpen dat een hond ook angsten kent, net als zijzelf.
Let op: Deze oefeningen moeten ook herhaald worden met andere mensen dan alleen de gezinsleden. Ook daar kan een puppyklas u heel goed bij helpen. Uw medecursisten weten immers waar u mee bezig bent, want u heeft een gemeenschappelijk doel.
In feite is het heel natuurlijk gedrag dat een hond zijn bak of kluif verdedigt tegen anderen. In de natuur mogen honden ook houden wat ze eenmaal te pakken hebben. Hogergeplaatste honden pakken geen stuk vlees af van een ondergeschikte. Dat is ook nergens voor nodig, want de hogergeplaatste honden zijn sneller en sterker en zullen dus altijd wel een stuk van de prooi te pakken hebben. Maar natuurlijk is het in onze maatschappij beter baknijd te voorkomen, want het kan gevaarlijke momenten opleveren. Dat doet u door de pup in het begin uit de hand te voeren in plaats van uit de bak. Of door de pup droogvoer te geven uit zijn bak en er vanuit uw hand steeds wat extra lekkers bij te doen. Zo leert een pup dat mensenhanden rond de voederbak iets geweldigs zijn en dat hij helemaal niet heeft te duchten dat het voer afgepakt wordt. Betrek ook kinderen bij deze oefening. Ruil een bot voor een stukje kaas of kip en geef nadat het lekkers op is het bot weer terug. Zorg heel gewoon dat uw bemoeienis met zijn voederbak of kluif hem meer oplevert, dan wanneer u zich er niet mee bemoeit. U kunt deze oefening combineren met het woordje `Los’ als de pup zijn kopje uit zijn voederbak optilt of zijn kluifje of speeltje loslaat om het lekkers van u aan te nemen. Zo creëert u spelenderwijs een stabiele reactie op `Los’ en kunt u de hond in de toekomst iets afpakken als hij per ongeluk iets heeft gepakt wat echt gevaarlijk voor hem is.
Als u zich van tevoren al die momenten waarop een hond gaat opspringen realiseert, kunt u voorkomen dat uw pup die gewoonte ontwikkelt. Honden springen tegen mensen op als begroeting, om aandacht, om een speeltje te bemachtigen, wanneer hij bij u op schoot of op de bank wil klimmen, wanneer hij eten krijgt of tegen de deur die geopend gaat worden als u `uit’ gaat. Zorg dat u op zulke momenten de pup leert dat op de grond blijven meer succes heeft, door hem iets lekkers te geven als hij niet springt. Als hij het snapt, geeft u onregelmatig iets lekkers, een knuffel of een `Braaf’. Maak de uitkomst van zijn gedrag onvoorspelbaar, maar altijd prettig. Reageer niet met wegduwen als uw pup tegen u opspringt, want ook al bedoelt u het afwerend, hij beleeft het als aandacht en zal het gedrag herhalen. Dus blijf stilstaan, kijk naar de lucht en beloon hem onmiddellijk als hij met zijn vier pootjes op de grond blijft. Wat denkt u dat hij zal kiezen: opspringen tegen iemand die zich als een lantaarnpaal gedraagt of op de grond blijven en daar iets lekkers en/of aandacht voor terugkrijgen? Die keuze is niet moeilijk!