De hertenfamilie
Herten zijn herkauwende evenhoevigen die een gewei dragen. Hun lichaamsbouw is slank en sierlijk.
Hun kop, die naar de snuit toe smaller wordt, bevindt zich op een krachtige hals. De benen zijn relatief hoog, aan de poten hebben ze spitse hoeven.
Deze planteneters hebben als bijzonder kenmerk een gewei, meestal hebben alleen de mannetjes een gewei. Het gewei bestaat uit beenachtige vertakkingen die op uitsteeksels van het voorhoofdsbeen zijn bevestigd.
Ongeveer 6-8 maanden na de geboorte vormt zich een benig uitsteeksel op het voorhoofd. Het dier zal dit uitsteeksel zijn hele leven lang behouden. Het uitsteeksel wordt de ‘rozenkrans ‘ genoemd. Het gewei groeit op de rozenkrans. In het begin groeit er aan iedere kant slechts een spitse stok. In de loop van de jaren ontstaan er steeds meer vertakkingen. Er kunnen zich wel 12 van dergelijke vertakkingen vormen. Het gewei wordt aan het eind van de winter of in het begin van het voorjaar afgeworpen, in de zomer groeit het weer aan.
Het gewei wordt door de mannetjes als wapen gebruikt wanneer ze met rivalen strijden om hun territorium en om de vrouwtjes. Gedurende de paringstijd stoten vele soorten herten brullende geluiden uit.
Daarmee willen ze vrouwtjes en rivalen imponeren. Tot de hertenfamilie behoren onder andere de kariboe, de eland, het rendier en de echte herten.