Zons- en maansverduisteringen
De totale bedekking van het ene hemellichaam door een ander wordt eclips genoemd. De kleine maan is in staat de grote zon te bedekken, omdat de schijnbare groottes bijna gelijk zijn.
Het verschil in grootte wordt door de afstand tot de aarde gecompenseerd.
Als de maan in conjunctie staat, dus tussen de aarde en de zon, dan kan het tot een zonsver- duistering komen.
Vanwege de baanhelling van de maan leidt niet iedere Nieuwe Maan tot een zonsverduistering.
Alleen als het baanvlak van de maan en het eclipticavlak elkaar snijden, treedt dit fenomeen op.
Zonsverduisteringen zijn maar vanaf een bepaalde strook op aarde waarneembaar, en dan nog slechts maximaal 7 minuten en 40 seconden.
Als de maan in oppositie tot de zon staat, kan er een maansverduistering ontstaan. Dit fenomeen blijft zichtbaar, omdat de maan niet volledig verdwijnt. Via de aardatmosfeer wordt het zonlicht a.h.w. omgebogen.
Een partiële verduistering ontstaat, als onze begeleider door de halfschaduw van de aarde loopt. Een totale maansverduistering is in principe van overal op aarde te zien.
Overal waar de Volle Maan te zien geweest zou zijn, is de verduistering ook waarneembaar.
Een maansverduistering kan men enkele uren lang zien. Dat is dus aanzienlijk langer dan bij een zonsverduistering.