Precambrium

Het Precambrium, ook Eozoïcum geheten, omvat het grootste deel van het bestaan van onze aarde, nl. ongeveer 9/10. In dit geweldige tijdsbestek, dat 3 miljard jaar beslaat, hebben zich de zee en het land ontwikkeld. De atmosfeer werd gevormd, die pas het leven op aarde mogelijk maakte.

De laatste jaren zijn er in meerdere delen van de aarde gesteenten gevonden, die volgens nauwkeurige onderzoeken en berekeningen zeker 3,8 miljard jaar oud zijn. De oudste zijn afkomstig uit sedimentgesteenten in Zuid-Afrika en Groenland. Uit deze periode zijn er maar weinig fossiele organismen. Het overgrote deel ervan bestaat uit planten. In de oudste gesteenten vindt men vooral draadvormige en bolvormige micro-organismen als eencellige algen; in jonger gesteente al blauwwieren en primitieve schimmels. Deze vond men in kiezelkalksteenlagen in Ontario en in gesteenten van Minnesota en Groot-Brittannië.

Dierlijke fossielen uit het Precambrium zijn slechts zelden aantoonbaar. Waarschijnlijk bestonden er in dit tijdperk met name holtedieren, ringwormen, straaldiertjes en medusa’s.

Deze weekdieren zijn moelijk fossiliseerbaar en daarom maar zelden tevinden. Pas in het Cambrium komen er meer levende organismen met harde delen, zodat uit deze periode de fossiele vondsten in aantal toenemen. Alle continentale delen van de aarde moeten tijdens het Precambrium leeg en troosteloos geweest zijn.

Er waren waarschijnlijk enorme massa’s kale rotsen, want het geleidelijk ontstaan van het leven speelde zich in de platzeeën af. Toen de eerste eencellige organismen zonder echte kern (prokaryoten) zich met de ”oersoep“ voedden, en bij hun energiewinning eenmaal een geringe hoeveelheid zuurstof afgaven, werd de zuurstofproductie met het verschijnen van organische stoffen als chlorofyl sterk verhoogd. Langzamerhand steeg het zuurstofgehalte onder inwerking van de zonnestraling.

Ook het zuurstofgehalte in de atmosfeer steeg, zodat zich geleidelijk een beschermende ozonlaag vormde, die de vernietigende ultraviolette straling van de zon tegenhield. Pas onder deze bescherming werd het mogelijk, dat er zich een verscheidenheid aan levensvormen op aarde ontwikkelde.

Men vermoedt, dat in die tijd temperaturen heersten van 0 tot 50 °Celsius, want alleen onder die omstandigheden is er ontwikkeling van leven mogelijk. Misschien hebben er ook uitgestrekte ijsgebieden bestaan, maar de aarde is vermoedelijk nooit helemaal met ijs bedekt geweest. Aan het zoals talrijke gevonden fossielen aantonen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over