Familie paard

Het paard, dat tot de onevenhoevigen behoort, bestond in zijn oervorm al 50 miljoen jaar geleden. In die tijd had het dier echter slechts de grootte van een haas. Het paard had ook nog geen hoeven, maar meerdere tenen, die hij wijd uit elkaar kon spreiden. Zo kon hij zich in het toenmalige vochtige klimaat moeiteloos op de sompige bodem voortbewegen, zonder dat hij er in weg zakte. Met het veranderen van het klimaat ontstonden er droge gebieden. In deze periode stierven vele paardensoorten uit. Andere overleefden en ontwikkelden zich verder tot snelle dieren van de steppe. Hier behoren naast onze verschillende paardenrassen ook de muildieren, ezels, muilezels en zebra’s toe.

Ongeveer 10.000 jaar geleden breidden zich de wilde oerpaarden, die oorspronkelijk in Noord-Amerika waren ontstaan, uit over geheel Amerika, Azië, Europa en Noord-Afrika. Er ontwikkelden zich verschillende typen die zich aan de omstandigheden van hun leefgebied aanpasten. Later werden vele van hen tot tamme paarden gemaakt. Na de 8e eeuw stierven de wilde paarden in Europa geleidelijk uit. Het kleine Mongoolse wilde paard leeft nog op de steppen van Midden-Azië.

Het paard, zoals wij dat tegenwoordig kennen, heeft een slanke lichaamsbouw en lange benen. Het langgerekte hoofd heeft grote ogen, wijde neusgaten en zeer beweeglijke lippen. De spitse oren richten zich bij het minste of geringste geluid op en kunnen heen-en weer bewogen worden.

Aan zijn hals heeft een paard manen, de korte staart eindigt in een pluim, die uit lange haren bestaat en door het paard gebruikt wordt om paardenvliegen of vliegen te verjagen.

Afhankelijk van de kleur van het korte zachte haarkleed, onderscheidt men bruine en zwarte paarden, vossen, schimmels en appelschimmels.

Voor de mens is het paard gedurende vele eeuwen, toen er nog geen treinen of auto’s waren, van levensbelang geweest. Met paarden kon men grote afstanden afleggen. Ze werden gebruikt om personen en om goederen te vervoeren. Ook is het paard eeuwenlang een grote hulp geweest bij het bewerken van de akkers.

Het paard kent drie soorten gangen: galop, draf, stapvoets.

Het voedsel van een paard is zuiver plantaardig. Het paard graast in de wei en laat zich in de stal onder andere haver en hooi voorschotelen. Hij eet langzaam en kauwt het voedsel heel fijn met zijn kiezen. Het is geen herkauwer zoals bijvoorbeeld het rund.

Het mannelijke paard wordt hengst genoemd, het vrouwelijke paard merrie. De merrie brengt eenmaal per jaar een jong ter wereld, het veulen. Het wordt maandenlang gezoogd en kan al vanaf het begin mee de weide in.

Een paard is op twee of drie jarige leeftijd volwassen. Over het geheel genomen hebben paarden een levensverwachting van bijna 40 jaar.

Afhankelijk van het temperament worden paarden ingedeeld in volbloeden, warmbloedige en koudbloedige paarden.

Kleinere paardenrassen noemt men pony’s.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over