paard

Ons huisdier het paard stamt van de wilde paarden af die vroeger in kudden op de steppen leefden. Het paard werd al vroeg als werkdier gebruikt. Pas in de Middeleeuwen werd het paard belangrijk als rijdier.

Het paard heeft, net als de hond, een nauwe band met de mens. Hij gehoorzaamt de stem van zijn baas en reageert op een duwtje met het been. Een paard kan ook afkeuring en waardering onderscheiden. Na vele jaren herkent het paard zijn meester terug.

Het paard heeft een slanke lichaamsbouw en hoge benen. Het langgerekte hoofd heeft brede neusgaten, grote ogen, zeer beweeglijke lippen en oorschelpen, die in een punt uitlopen. Bij het minste of geringste geluid gaan hun oren recht op staan en bewegen ze zich heen en weer.

De lange hals heeft manen, de korte staart heeft aan het uiteinde lange haren die een soort pluim vormen. Hiermee verdrijft het paard lastige vliegen. Men onderscheidt op basis van de kleur bruine en zwarte paarden, vossen, schimmels en appelschimmels.

De bouw van de benen lijkt op die van het rund, maar het paard loopt op de spits van één zeer krachtige teen. Deze teen is omgeven door een sterke hoef. De andere tenen ontbreken of zijn sterk geatrofieerd.

Het paard is dus net als het rund een hoefdier en een teenspitsenganger. Het paard is echter een onevenhoevige.

Net als zijn voorouders, die op de vlucht sloegen voor grote roofdieren, is ook het tamme paard nogal schrikachtig. Dat kun je zien aan de onrustige bewegingen van de oren en de staart. Wanneer men het paard uitdaagt kan het zelfs zeer pijnlijk bijten of met de achterpoten slaan. Wanneer er iets ongewoons gebeurt kan het paard zo schrikken dat het op hol slaat.

Het paard kent drie gangen: stapvoets, draf en galop. Het verschil tussen stapvoets en draf is de afstand tussen de stappen. Wanneer het paard stapvoets gaat en waneer hij draaft zet het dier de benen kruislings neer. De galop bestaat snel opeenvolgende sprongen.

In tegenstelling tot de meeste andere dieren slaapt een paard vooral staand. Daarbij laat hij zijn gewicht steeds op drie verschillende benen rusten, zodat steeds één been kan rusten.

Het voedsel van een paard bestaat uit plantaardige kost. Het paard eet haver, hooi en gras. Daarnaast eet hij ook bieten, wortels en dergelijke. Het hooi wordt met de lippen de mond in getrokken, gras wordt met de snijtanden (in de boven- en onderkaak) afgesneden. Het paard is geen herkauwer, daarom kauwt hij zijn voedsel zeer grondig en zeer langzaam fijn. Behalve een maag, heeft het paard ook een blinde darm waarin een groot deel van de vertering plaats vindt.

Éénmaal per jaar brengt het vrouwelijke paard, de merrie, een veulen ter wereld. Het veulen kan meteen na de geboorte staan en de moeder naar de wei vergezellen. Natuurlijk wordt het veulen de eerstkomende tijd gezoogd.

Paarden kunnen maximaal 40 jaar oud worden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over