Jaargetijden

Lente, zomer, herfst en winter bestaan vooral in de gematigde zones van de aarde. Op de noord- en zuidpool bestaan slechts twee jaargetijden, poolnacht en pooldag.

Jaargetijden kunnen ook door droogte- en regenperioden gekenmerkt worden.

De as van de aarde staat in een hoek van 23,5 graden op de loodlijn van haar omloopbaan.

In 24 uur draait de aarde zich eenmaal om haar as.

Tijdens de omloop van de aarde om de zon in 365,25 dagen verandert de hoek, waarin de zonnestralen op de aardoppervlakte vallen (stand van de zon).
In de winter vallen de zonnestralen in een vlakke (scherpe) hoek op de aarde. De warmte verdeelt zich over een groter oppervlak, waardoor het kouder wordt dan in de zomer.

Men begrenst de astronomische jaargetijden op het noordelijk halfrond als volgt:
21.3. tot 20.6. lente
21.6. tot 22.9. zomer
23.9. tot 20.12. herfst
21.12. tot 20.3. winter

Op 21.3. en 23.9. zijn dag en nacht even lang (dag- en nachtevening). Op 21.6. is het de langste dag en de kortste nacht (zonnewende). Op het zuidelijk halfrond is het in onze lente herfst, en in onze zomer winter.
Jaargetijden wisselen niet abrupt op de astronomisch vastgestelde tijd. De vloeiende overgangen worden veroorzaakt door het feit, dat zonnestand en duur van de zonneschijn niet de enige factoren zijn, die het weer bepalen.

Zeestromingen, gebergten, vlakten enzovoort spelen eveneens een bepalende rol. De grootste temperatuurverschillen tussen zomer en winter komen voor in Siberië. Daar komt het tot temperaturen tussen –75°C in de winter en +40°C in de zomer.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over