Zeestromingen

Het uit water bestaande omhulsel van de aarde is – net als het uit lucht bestaande omhulsel – onderhevig aan bepaalde stromingen. De aandrijvende kracht van deze stromingen verschilt.

Men maakt onderscheid tussen: driften, die afhankelijk zijn van de wind, stromingen, die door de getijden worden veroorzaak en stromingen, die ontstaan door verschil in dichtheid.

Driften zijn oppervlaktestromingen, die in eerste instantie door de wind worden veroorzaakt. Ze zijn afhankelijk van zijn verloop gedurende de jaargetijden, de kracht en de richting. Zo worden de gelijkmatige stromingen aan de westkant van de continenten door de passaatwinden veroorzaakt. Deze passaatwinden waaien het hele jaar door uit dezelfde richting. Moessonwinden leiden tot wisselende stromingen in het noordelijke deel van de Indische Oceaan.

Door de werking van de rotatie van de aarde wordt er een afbuigende kracht op de zee uitgeoefend, de corioliskracht. Op het noordelijk halfrond is de corioliskracht naar rechts gericht, op het zuidelijk halfrond naar links.
Deze kracht buigt de driften spiraalvormig af ten opzichte van de windrichting. Het watertransport loopt precies loodrecht op de windrichting. Dat betekent, dat in de gebieden met westenwind op het noordelijk halfrond de waterstroom naar het zuiden gaat en dat in het gebied van de passaat het water naar het noorden stroomt.

Door getijden veroorzaakte stromingen ontstaan onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan. Door de aantrekkingskracht van de maan ontstaan eb en vloed. Hoewel de uitwerking daarvan gering is in de oceaan, blijft deze aan de kust niet onopgemerkt: daar veroorzaken deze stromingen twee maal per dag eb en twee maal per dag vloed. In tegenstelling tot oppervlaktestromingen wordt door de getijdenstroom de hele waterdiepte tot aan de zeebodem beïnvloed.

In het binnenste van de oceaan overweegt de dieptecirculatie. Deze circulatie wordt veroorzaakt door het verschil in temperatuur- en zoutverdeling (thermohaliene storingen).

Deze horizontale verschillen in dichtheid ontstaan, wanneer de zee bijvoorbeeld in de poolstreken warmte afgeeft aan de atmosfeer. Ten gevolge van de afkoeling wordt het water zwaarder en zinkt. Door het zinken wordt het contact met het oppervlaktewater verbroken.
Wanneer het water tijdens dit proces een bepaalde diepte bereikt, waar het water dezelfde dichtheid heeft, blijft het op deze diepte en beweegt zich vanuit de poolstreek in de richting van de evenaar.

Daar vormt dit water een compensatie voor watermassa’s, die in de hete tropen verdampt zijn. Ook de dieptestroming in de Straat van Gibraltar is zo ontstaan. Zeestromingen, die van de evenaar in de richting van de polen naar hogere breedten stromen, zijn warme stromingen. Stromen, die in de richting van de evenaar gaan, dus van hogere breedten naar lagere breedten, zijn koude zeestromingen.

Tot de warme zeestromen behoort de in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan stromende Golfstroom. De Golfstroom zorgt ervoor, dat het in West-Europa ’s winters warmer is, dan het volgens de breedteligging zou moeten zijn. Daardoor is de kust van de Atlantische Oceaan tot in het hoge noorden het hele jaar ijsvrij.

De kracht en de gelijkmatigheid van de Golfstroom doet hem voor de Amerikaanse kust op een zelfstandige rivier in de zee lijken. Ten oosten van de Middenatlantische Rug vermengt de stroom zich met het omringende water. De stroomsnelheid daalt van 10 kilometer per uur tot slechts 1 kilometer per uur.
Koude zeestromingen stromen langs de tropische westzijde van de continenten.
Ze veranderen het klimaat niet in die mate als de Golfstroom, omdat de zeelucht niet door de wind landinwaarts gevoerd wordt.
De hier heersende passaten waaien parallel aan de kust. Door afbuiging naar links (door de corioliskracht) wordt het oppervlaktewater van het land weggevoerd. Koud opstijgend water stroomt naar de oppervlakte en koelt de directe kuststrook maximaal af.

Koude zeestromingen samen met opstijgend water doen vaak mist ontstaan, en leiden ook tot de vorming van woestijnen. Voorbeelden daarvan zijn op het noordelijk halfrond de woestijn van Baja California en op het zuidelijk halfrond de Namib woestijn in Zuidwest-Afrika.

De mens heeft altijd al geprobeerd de zeestromingen te gebruiken voor de zeevaart. Zo werd in het verleden het ontdekken van nieuwe continenten bevorderd door gebruik te maken van de zeestromingen. Tegenwoordig worden stromingen benut, om de reistijden zo kort mogelijk te houden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over