Carboon

Het Carboon (Lat.: kool) is de vijfde geologische periode van het Paleozoïcum (”oud leven“).

Men noemt deze tijd, die ca. 363 miljoen jaar geleden begon en 290 miljoen jaar geleden eindigde, ook wel ‘Steenkooltijd’, want in deze periode hebben zich de grootste steenkoolvoorraden van de aardgeschiedenis gevormd.

Oorzaak hiervan was het samenvallen van gunstige klimatologische, biologische en geologische factoren.

Het klimaat in Midden-Europa, dat destijds in de nabijheid van de evenaar lag, was warm en vochtig, zoals tegenwoordig in het Amazone-oerwoud.
In de loop van het Carboon vonden sterkere verschuivingen van de aardschollen plaats. Daardoor werden bergketens gevormd met tussenliggende laagtes. Talrijke gebieden lagen dan weer eens net boven, dan weer net onder de zeespiegel. Er groeiden geweldige wouden langs de kusten, die telkens weer overstroomd werden, om vervolgens na het dalen van de zeespiegel opnieuw te groeien. In deze gebieden, die met name in Europa en Noord-Amerika voorkwamen, vormden zich uitgestrekte steenkoollagen, net als in de huidige tropische moeraswouden. Er waren echter nog geen vogels of bloeiende planten.

De 30 m hoge bomen hadden maar een kleine stabiele houten kern, waardoor ze gemakkelijk afbraken. In deze omgeving begon de eerste ontwikkeling van de gewervelde landdieren (amfibieën en reptielen). Uit de overgangsvorm tussen vis en gewerveld landdier (Ichthyostega) ontwikkelde zich een groot aantal amfibieën, zoals bijv. de Labyrinthodontia.

Deze leefden net als de tegenwoordige amfibieën in de buurt van water, waarin ze ook hun kuit legden. Ze bereikten een lengte van 2 à 3 meter.

Ook de reuzen-duizendpoten, die wel een meter lang konden worden, de oerlibellen, de spinnen en de insecten behoorden tot het leven in het Carboon. In de zeeën leefden net als al in het Devoon talrijke algen, plantaardige en dierlijke eencelligen, maar ook koralen, trilobieten, koppotigen en armpotigen.

Zoals al in het Devoon was ook nu het aantal vissoorten zeer groot. Op het zuidelijk halfrond zag het er heel anders uit. Hier bestond immers Gondwanaland nog uit de samengevoegde delen Noord-Amerika, India, Afrika, Australië en Antarctis.
Een groot deel van deze landmassa lag in de buurt van de toenmalige zuidpool, en werd bij de overgang naar het Perm door reusachtige ijskappen bedekt (permocarbonische ijstijd). Tegen het einde van het Carboon vormde zich één supercontinent, Pangaea genaamd, nadat Gondwanaland zich over de zuidpool heen weer naar het noorden bewogen had, en daar op Laurasia botste.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over