Familie neushoorn

Neushoorns zijn onevenhoevigen en ze zijn verwant aan de paarden. Deze plompe dikhuiden hebben op de rug van hun neus één of twee horens, die achter elkaar zijn geplaatst. Ze worden voortdurend geslepen en groeien altijd weer aan.

In Azië worden al duizenden jaren dubieuze medicamenten gemaakt van de horens van de neushoorn. Hierdoor zijn de dieren bijna uitgeroeid. In Afrika gebeurt hetzelfde.

Neushoorns treft men aan in waterrijke gebieden. Door zich in de modder te wentelen bevrijden ze zich van lastige muggen en paardenvliegen. Vaak bedekken ze zichzelf met een dikke laag modder door met de horen in gaten te wroeten. Daarbij maken ze grommende geluiden ten teken van welbehagen.

‘s Nachts gaan de neushoorns naar de aangrenzende grasvlakten en bossen. Daarbij stampen ze met hun machtige lichaam alle twijgen, takken en bosjes plat. Hierdoor ontstaan er echte paden. Ze voeden zich met allerlei soorten bladeren, vruchten en grassen.

Neushoornvrouwtjes brengen gewoonlijk één jong ter wereld, dat ze meestal een jaar lang zogen en ook daarna nog 2-3 jaar bij zich houden.

De grootste neushoornsoort van Azië is de Indische neushoorn. Hij wordt 4,2 meter lang. Door de talrijke bulten lijkt het alsof hij gepantserd is.

De Afrikaanse witte neushoorn is na de olifant het grootste landzoogdier. Hij is twee meter hoog en maximaal 5 meter lang.

De puntlipneushoorn, ook zwarte neushoorn genoemd, leeft eveneens in Afrika en heeft een lengte van 3,5 meter. In tegenstelling tot de witte neushoorn leeft hij meestal alleen, alleen de vrouwtjes leven met hun jongen samen.