Symbolen / Eenheden
Om de afzonderlijke planeten van ons zonnestelsel aan te duiden, gebruikt men internationaal geldende symbolen, die overal ter wereld begrepen worden.
Om de positie van de afzonderlijke hemellichamen in het heelal aan te geven, maakt men gebruik van verschillende systemen, die in de astronomie doorgaans driedimensionaal worden beschreven.
Men onderscheidt:
topocentrische coördinaten
geocentrische coördinaten
heliocentrische coördinaten
galactocentrische coördinaten
Topocentrische coördinaten gaan uit van het werkelijke observatiepunt, dus
van de aarde, om de positie van het hemellichaam aan te duiden.
Geocentrische coördinaten gaan voor de positiebepaling van een object uit van een denkbeeldig observatiepunt in het middelpunt van de aarde.
Heliocentrische coördinaten leggen hun denkbeeldige oorsprong in het middelpunt van de zon.
Galactocentrische coördinaten gaan uit van het centrum van het Melkwegstelsel (niet te verwarren met galactische coördinaten).
Om de hoogte van een hemellichaam vast te stellen, maakt met gebruik van het horizonsysteem. Het gaat uit van de horizon als referentiecirkel. De loodlijn op het horizontale vlak snijdt de aardbol in het zenit (toppunt) en in het nadir (voetpunt) als hemelpool.
De hemelequator deelt de hemelbol in een noordelijk en een zuidelijk halfrond. De rotatieas van de aarde staat loodrecht op dit equatoriaal vlak en snijdt de hemelbol in de hemelnoordpool en de hemelzuidpool. De afstand van een hemellichaam tot de equator wordt aangeduid als declinatie. Men maakt onderscheid tussen een vast en een variabel equatoriaal systeem.
Ecliptica noemt men de baan die de zon ,van de aarde uit gezien, in de loop van een jaar aan de hemelsfeer lijkt te beschrijven. Het eclipticale systeem wordt bepaald door de ecliptica in de ene coördinaat en de noord- en zuidpool in de andere.
Voor afstandsaanduidingen in de astronomie geldt de Astronomische Eenheid (AE). Ze werd door de International Astronomical Union in 1964 vastgesteld, en geeft de gemiddelde afstand van de aarde tot de zon weer.
1 AE =149,6 x 109 km (ca. 150.000.000 km)
Een eveneens gebruikelijke afstandsmaat is de ”parsec“. Een parsec is de afstand van een ster, die een jaarlijkse parallax van 1 boogseconde heeft; d.w.z. een ster heeft de afstand van 1 parsec als vanaf de ster gezien de gemiddelde afstand aarde-zon (AE) onder een hoek van een boogseconde ligt. Parsec is een letterwoord, samengesteld uit ”parallax“ en ”seconde“.
1pc (parsec) = 206.265 AE
De benaming ”lichtjaar“ klinkt ons al wat vertrouwder in de oren. Zij duidt de afstand (niet de tijd!) aan, die het licht in een jaar aflegt. Dat is ca. 10 biljoen kilometer.
1Lj = 0,3066 pc = 63.240 AE.