Kustvormen

Door de inwerking van de zee enerzijds, en de tektonische bouw, de substantie en de beweging van het vaste land anderzijds ontstaan verschillende soorten kusten. Steile en vlakke kusten kunnen worden onderverdeeld naar hun doorsnede:

Steile kusten
Bij steile kusten of kliffen loopt het vasteland steil af naar zee. De sterke branding botst direct tegen de kust aan. Daardoor trekt deze zich langzaam terug. Er vormen zich klippen, grotten en brandingsnissen.

Geleidelijk ontstaat een zogenoemd abrasieplatform, dat naar het land toe geleidelijk stijgt. Vaak zijn steile kusten bergkusten.
Vlakke kusten
Vlakke kusten lopen geleidelijk in zee uit. De golven glijden de kuststrook op. Daarbij zetten ze grind en zand af. Er vormt zich een strand. Soms blijven er kleine strandwallen over, wanneer het zog van de zee bij het terugstromen te zwak is om al het zand mee te nemen. Wanneer het afgezette zand opgedroogd is, neemt de wind het zand mee, en waait het op tot kustduinen.

Hafkusten
Wanneer de overheersende windrichting schuin op de kust staat, dan lopen ook de golven in deze hoek tegen de kust. Water zoekt voor de terugweg altijd de kortste weg naar de diepte, stroomt dus loodrecht op de kust naar de zee terug. De volgende golf komt weer schuin op de kust aan, zodat het water als het ware een zigzagbeweging maakt.

Ook de meegevoerde zanddeeltjes worden langs de kust vaak over meerdere kilometers vervoerd. Deze beweging noemt men stranddrift of kustverplaatsing. Door de terugwijkende oever vormt zich geleidelijk een inham.

Er wordt steeds meer zand afgezet langs de oude kustlijn, en dit vormt een zandwal, die de zee insteekt.
Wanneer deze wal de ertegenover liggende oever bereikt, wordt de inham van zee afgesloten. Er vormt zich een strandmeer. De nieuw ontstane (rechtgetrokken) kust wordt vereffeningskust genoemd.

Als er een rivier uitmondt in deze baai, blijft er door de stroming van de rivier absoluut een opening naar zee bestaan. De zandwal heet dan schoorwal, en de ontstane inham wordt haf of lagune genoemd. Voorbeelden van deze kustvorm vindt men in de Baai van Danzig en in het zuidelijke deel van de Oostzee bij Rügen.

Fjordkusten
Fjordkusten zijn aan bergachtige kusten ontstaan, toen geweldige ijsstromen over het land trokken. Gletsjers hebben diepe dalen uitgeslepen, die na het dalen van het land later door de zee overstroomd werden.
Fjorden zijn o.a. te vinden in Noorwegen, Schotland en Alaska.

Scherenkusten
Scherenkusten zijn ook door de inwerking van gletsjers ontstaan, maar op vlakke kusten, waarvoor kleine ronde rotseilandjes lagen, die men scheren noemt. Scherenkusten zijn te vinden tussen Finland en Zweden.
Veel scheren liggen maar net onder de wateroppervlakte, en zijn zeer gevaarlijk voor de scheepvaart.
Riaskusten
Riaskusten zijn smalle inhammen, die ontstaan zijn door het dalen van het land. Wanneer namelijk bergruggen met daartussen liggende dalen loodrecht op een kust gelegen zijn, dringt de zee bij daling van het land ver in de dalen door.
Voorbeelden daarvan zijn te vinden in Bretagne en in Ierland.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over