Ontstaan van de maan
Waar de maan vandaan komt, weet men niet precies. Hierover bestaan verschillende theorieën.
Bij de invangtheorie gaat men ervan uit, dat de maan oorspronkelijk een afzonderlijke planeet was, die door de aarde werd ingevangen (zwaartekracht). Volgens de splitsingstheorie vormden de maan en de aarde oorspronkelijk één hemellichaam, en heeft de maan zich door de hoge rotatiesnelheid hiervan losgemaakt.
De neveltheorie zegt, dat de maan en de aarde tegelijk zijn ontstaan, doordat de maan zich uit een ring van gas en stof ontwikkelde, die rond de proto-aarde draaide.
Deze theorie lijkt erg waarschijnlijk, want de chemische samenstelling
van de aardkorst en de maan vertonen overeenkomsten.
In de wetenschap, die zich met het ontstaan van het zonnestelsel bezig houdt, gaat men ervan uit, dat in de laatste fase van het ontstaan van de aarde, terwijl zgn. planetesimalen ingevangen werden, een hemellichaam ter grootte van Mars met de aarde in botsing kwam. (Planetesimalen zijn vaste stoffen, die tijdens de vorming van het zonnestelsel door condensatie uit de oernevel zijn ontstaan).
Bij deze botsing werd een deel van de vrijgekomen energie in warmte omgezet, die de mantel van de aarde deels deed verdampen. Dit deel loste zich echter niet volledig op, maar condenseerde na afkoeling tot een stofring. Hieruit zou zich door het invangen van verdere vaste deeltjes de maan gevormd hebben.