Planetoïden- of asteroïdengordel

In het jaar 1801 ontdekte een Italiaanse monnik en astronoom een hemellichaam, dat tussen Mars en Jupiter om de zon cirkelde. In de volgende jaren vond men meer van dergelijke hemellichamen. Ze hadden een doorsnede van enkele honderden kilometers en konden zodoende geen planeten zijn.

Na verloop van tijd stelde men vast, dat de meeste van de gevonden zogenoemde asteroïden (planetoïden) in de leemte tussen Mars en Jupiter om de zon cirkelden.

Dit gebied met inmiddels meer dan 6000 ontdekte hemellichamen noemt men de planetoïdengordel.
Deze gordel scheidt het binnenste en het buitenste deel van het planetenstelsel van elkaar.

Maar niet alle planetoïden blijven in het gebied van de gordel. Een aantal kruist bij hun baan om de zon de omloopbaan van de aarde.

In 1989 trok één van deze hemellichamen op een afstand van slechts 800.000 km aan de aarde voorbij.

De grootste van de eerst gevonden planetoïden heet Ceres, en heeft een doorsnede van bijna 1000 km.

Pallas en Vesta hebben een doorsnede van ca. 500 km, de andere planetoïden zijn aanmerkelijk kleiner. Wegens hun geringe zwaartekracht is het een heel onregelmatig lijkend stelsel.
Nog tegenwoordig kan men een reusachtige krater met 1,2 km doorsnede zien in Arizona , die ca. 50.000 jaar geleden door het inslaan van een 90.000 ton zware planetoïde ontstaan is.

Aanvankelijk geloofde men, dat planetoïden resten waren van uit elkaar gebarsten planeten.

Wanneer men de massa van alle planetoïden samen neemt, komt men nog niet eens op 1/30 van de grootte van de maan.

Daarom zijn planetoïden waarschijnlijk slechts overgebleven puinresten uit de ontstaansperiode van de planeten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over