Plooiingsgebergten-Tektonische gebergten
Wanneer twee platen van de aardkorst op elkaar botsen, wordt gesteentemateriaal in elkaar geschoven.
Dit proces van bergvorming wordt orogenese genoemd.
Waar oceaankorst onder het continent duikt, ontstaan plooiingsgebergten, doordat de continentale korst, die een geringere dichtheid heeft, zich plooit.
De plooien kunnen een millimeter groot zijn, maar het kunnen ook ruggen en dalen ter grootte van bergen zijn.
Een voorbeeld daarvan zijn de Appalachen in Noord-Amerika.
Dit plooiingsproces kan alleen plaatsvinden onder zo’n extreme druk en temperatuur, als in de diepte van het binnenste van de aarde heersen. Plooiingsgebergten kunnen dus nooit aan de aardoppervlakte ontstaan.
Wanneer gesteenten in het binnenste van de aarde namelijk onderhevig zijn aan dergelijke grote belastingen, dan veranderen hun eigenschappen.
Door grote druk en grote hitte worden ze taai en vervormbaar, dat wil zeggen beweeglijk. Materie in het binnenste van de aarde, dat magma genoemd wordt, dringt in spleten en gleuven en zet zich daar af.
Oorspronkelijk horizontaal afgezette sedimenten kunnen door zijwaartse druk naar boven worden gebogen (anticlinaal) of naar onderen gebogen worden (synclinaal).
De bovenste starre aardkorst valt echter in breukschollen uiteen, die het gesteente horizontaal, schuin maar ook loodrecht kunnen scheiden.
Plooiingsgebergten kunnen ook ontstaan, wanneer twee continentale platen tegen elkaar botsen. Een voorbeeld daarvan is de Himalaya. Hier hebben zich bij de botsing van de Indisch-Australische plaat op de Euraziatische plaat geweldige massa’s sedimenten en oceanische korst afgezet.