Lycaenops
De Lycaenops behoorde tot de oudste zoogdierachtige reptielen. Hij leek erg op een hond of wolf, en was ook net zo roofzuchtig als laatstgenoemde.
Zijn lichaam had echter geen pels, maar schubben zoals dat van de andere reptielen.
Pas de latere voorlopers van de zoogdieren kregen een harig vel en ontwikkelden oren.
Men vond de Lycaenops uit het Boven-Perm vooral in Zuid-Afrika in Beaufort-zandsteengebieden. Hier werden bijzonder veel schedel- en skeletvondsten van hoger ontwikkelde zoogdierachtige reptielen (therapsiden) gedaan. Hij leefde er in de hooglanden, die meestal droog waren en slechts hier en daar door rivieren, die als drinkplaats voor de dieren dienst deden, werden doorsneden. Verdere vondsten deed men in het westelijke Oeralvoorland (Rusland). De Lycaenops werd tot 1 meter lang, en had een ongeveer 45 cm lange, vlakke schedel met lange kaakspieren, die het wijd opensperren van de muilmogelijk maakten.
wapen. Brede kiezen maalden het voedsel fijn. Dit bestond uit andere dieren, zoals bijv. de planteneter Pareiasaurus.
De Pareiasaurus was weliswaar veel groter, maar kon door de Lycaenops moeiteloos gedood worden als deze hongerig was. Meestal was de Lycaenops in een roedel onderweg als hij op jacht ging.
De poten van de Lyanocops zaten recht onder het lichaam, zoals bij de zoogdierachtige reptielen meestal het geval was. Ze waren slank en licht gebouwd, zodat hij een goede loper was.