Pteranodon
Tot voor enkele jaren gold de Pteranodon als de grootste bekende vliegende sauriër (pterosauriër). Hij had een vleugelspanning van 7,5 meter en leefde ongeveer 70 miljoen jaar geleden in het late Krijt.
In 1975 werd echter een nog grotere pterosauriër ontdekt met een vleugelspanning van 15 meter.
Tot heden vond men nog slechts afzonderlijke botfragmenten van dit dier, waaruit men kon afleiden, dat de bovenarm dubbel zo lang was als die van de Pteranodon.
De achterpoten bereikten ook de dubbele, enkele halswervels zelfs de zevenvoudige lengte.
Deze vlieger bezat geen kam, maar een erg lange snavel. Tot nu toe heeft hij nog geen naam gekregen. Pteranodons totale lichaamslengte bedroeg 2,8 meter. Daarvan nam alleen de grote kop met de lange, spitse snavel al 1,8 meter voor zijn rekening. Vanaf de kop liep een 60 cm lang, maar 3 mm dun en 30 gram wegend botuitsteeksel naar achteren. Mogelijk was deze beenkam zoiets als een stuurinrichting tijdens het vliegen. Maar de diende met zekerheid ook als contragewicht, wanneer de Pteranodon zijn kop opzij draaide.
Het botuitsteeksel was vermoedelijk bovendien een onderscheidend kenmerk voor de mannelijke en vrouwelijke dieren.
Het lichaam van de Pteranodon was niet groter dan dat van een tegenwoordige kalkoen; zijn holle beenderen met de luchtkamers waren maar ca. 5 mm dik, waardoor het skelet erg breekbaar was.
Zijn totale gewicht bedroeg maar ongeveer 15 à 17 kilo. Het is verbazingwekkend, dat het dier bij de landing niet brak.
De Pteranodon was waarschijnlijk een zweef- of glijvlieger, die zich door de opwaartse winden liet meedragen. Dit kan men bepalen aan de hand van berekeningen betreffende zijn gewicht en het vleugeloppervlak. Voor het versterken van de vleugelslagen was de schoudergordel vergroeid met de ruggengraat, en niet slechts door spieren daarmee verbonden zoals bij andere vliegende dieren.
Voor een vleugelslag had deze vliegende sauriër twee seconden nodig. Hij bracht zijn leven voornamelijk bij de klippen aan zee door. Hier joeg hij op vissen, die hij met zijn lange snavel uit het water schepte. De buit kon in grote keelzak opgeborgen worden, zonder het evenwicht tijdens het vliegen te verstoren.
De Pteranodon (dat betekent:gevleugeld en tandeloos) had geen tanden. Hij slikte zijn buit in het geheel in.
Op de grond bewoog Pteranodon zich niet erg gemakkelijk. Daar was hij nogal onbeholpen.