Geschiedenis van de aarde

De ouderdom van de aarde wordt geschat op 4,5 miljard jaar. In de loop van deze onmetelijke periode is het uiterlijk van onze planeet voortdurend veranderd. Niet alleen de levende, maar ook de onbezielde natuur is aan kringlopen onderworpen. Gebergten ontstaan en slijten weer, continenten verplaatsen zich, levende wezens ontwikkelen zich en sterven weer uit.

Hoe kan men eigenlijk bepalen welke veranderingen op welk tijdstip in de ontwikkelingsgeschiedenis plaatsgevonden hebben? Aangezien men echter weet, hoe snel (of beter gezegd: hoe langzaam) radioactieve elementen vervallen, kunnen bij onderzoekingen van steenlagen met het oog op deze elementen conclusies worden getrokken met betrekking tot de ouderdom van het afzettingsgesteente. In de sedimentlagen vindt men bovendien fossielen. De bepaling van de ouderdom van deze versteende resten toont ook, hoe oud de hen omgevende laag is.

Precambrium
De eerste ca. 3,9 miljard jaar werden de vroege tijd van de aarde of het Precambrium genoemd. Uit deze periode werden geen fossielen gevonden. Toch kan men zeggen, dat zich hier de eerste eenvoudige levensvormen ontwikkelden.
Omdat de uit gesteente bestaande aardkorst steeds verandert (door sedimentatie, verwering, vervorming, smelten en opnieuw kristalliseren) en om die reden oorspronkelijke formaties zo goed als niet meer bestaan, kan men nauwelijks uitspraken doen over deze verreweg langste periode in de geschiedenis van de aarde. Eenvoudige cellen ontstonden ongeveer 3,5 miljard jaar geleden. Moleculen hebben zich vermoedelijk spontaan tot cellen verenigd.

De wolk van kosmisch stof, waaruit de aarde ontstond, was in eerste instantie ongeschikt om leven te laten ontstaan. De reden daarvoor was, dat er geen zuurstof aanwezig was. Behalve dat, was de atmosfeer niet in staat de ultraviolette straling van de zon te absorberen.

De uit moleculen ontstane eencellige organismen leefden ongeveer 2 miljoen jaar. Deze eerste levende wezens ontwikkelden toen de mogelijkheid tot fotosynthese. Dat was vereist, om zuurstof te kunnen produceren. Na ongeveer 3 miljoen jaar vormden zich de eerste meercellige organismen.

Paleozoïcum
De eerste fase van de volgende periode (Paleozoïcum) was het Cambrium. Meercellige organismen ontwikkelden zich tot weekdieren.
Het is echter een zeldzaam gelukkig toeval voor de paleontologen (paleontologie: wetenschap van de uitgestorven levende organismen en hun ontwikkeling in de loop van de geschiedenis van de aarde), als er fossielen van deze weekdieren gevonden worden. Normaliter blijven namelijk alleen vaste delen als pantser, botten of slakkenhuizen bewaard.

Wijdverbreid in het Cambrium waren de trilobieten. Daar deze niet lang bestaan hebben, kunnen steenformaties aan deze periode toegeschreven worden, als er fossielen van trilobieten gevonden worden. De volgende periode van het Paleozoïcum was het Siluur. De zeeën overstroomden grote delen van de landmassa’s. In deze tijd ontstonden de eerste gewervelde dieren, zoals de pantservis. Er vormde zich een grote bergketen, die zich van Scandinavië tot Schotland uitstrekte. Daarna volgde het Devoon met de eerste planten op het land en de eerste voorlopers van de amfibieën.

Na de uitbreiding van de zeevlakten ontstonden in het Carboon gebergten, die weer een uitdijen van de landmassa’s bewerkstelligden. De eerste bossen ontstonden. Die zijn ook nu nog van grote betekenis voor ons. Uit deze bossen zijn in de loop van miljoenen jaren onze kolen ontstaan. Insecten doken op, tegelijk met de reptielen ontstonden de eerste gewervelde landdieren.
Meer dan 250 miljoen jaar geleden eindigde de oudheid van de aarde met het Perm.

Mesozoïcum
Na het Perm begonnen de middeneeuwen van de aarde, het Mesozoïcum. Dat wordt verdeeld in Trias, Jura en Krijt. Vanaf deze tijd beheersten de dinosauriërs lange tijd het beeld. Uit de reptielen ontwikkelden zich echter niet alleen de dinosauriërs, maar ook vogels en de eerste zoogdieren.

Grote delen van het tegenwoordige Europa werden overstroomd. Het land kwam pas in het Krijt weer terug. Deze overstroming vormt de reden, waarom maritieme fossielen ook in de bergen aangetroffen worden.

65 miljoen jaar geleden begon het Kaenozoïcum of Cenozoïcum, de nieuwe tijd van de aarde.

Warmbloedige zoogdieren veroverden in verschillende soorten de aardbol. Daarentegen stierf in relatief korte tijd de dinosaurus uit. Dit gebeurde in het Tertiair, dat gekenmerkt werd door een verandering van het klimaat. Het uitsterven van veel reptielensoorten en de dinosaurus kan ook andere bijkomende oorzaken hebben, zoals een meteorieteninslag. In (het huidige) Europa ontstaan de Alpen en de Pyreneeën, en in Afrika het Atlasgebergte.
Op het Tertiair volgde het Quartair. De aarde koelde sterk af en de eerste ijstijden ontstonden. De namen van deze ijstijden zijn: Günz-ijstijd, Riß-ijstijd en het Würmglaciaal. De ijstijden bewerkstelligden, dat grote gletsjers meestal naar Midden-Europa gleden en daar morenen afzetten. Tussen de ijstijden steeg de temperatuur, en het ontstane smeltwater veroorzaakte overstromingen.

Meer dan 4 miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de hominidae in Afrika. Dat waren de Australopithecus, waaruit zich de Homo erectus en later de huidige Homo sapiens ( ca. 50.000 jaar geleden) ontwikkelde.

Geen volgende stap op de ontwikkelingsladder, maar een doodlopende straat was de Neanderthaler. Deze verscheen 60.000 jaar geleden, stierf echter na slechts 25.000 jaar weer uit.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over