Verschuiving van de continenten
Wanneer men een wereldkaart bekijkt, valt het direct op, hoe goed bijvoorbeeld Afrika en Zuid-Amerika aan elkaar passen. Zuid-Australië past goed aan Antarctica enzovoort. Bij het onderzoeken van gesteenten heeft men vastgesteld, dat bepaalde steensoorten van hetzelfde type en dezelfde ouderdom zowel in Brazilië als in Zuidwest-Afrika gevonden waren. Het ging om minstens 2 miljard jaar oude vondsten.
Ook eenzelfde verloop van gletsjervorming, sedimentatie, kolenvorming etc. toonden aan, dat deze continenten eenmaal met elkaar verbonden waren. Zo werd bijvoorbeeld een reptiel uit de tijd van 250 miljoen jaar geleden ( perm ) alleen in Zuid-Afrika en Zuid-Brazilië gevonden.
Gesteenten, die alleen onder bepaalde klimatologische omstandigheden kunnen ontstaan, worden op plaatsen gevonden, waar deze omstandigheden nooit geweest zijn.
Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van steenkool op Antarctica en de bewijzen voor het feit, dat er ooit reusachtige ijsmassa’s in Zuid-Afrika zijn geweest.
Uit al deze gegevens moeten we tegenwoordig de conclusie trekken, dat onze continenten niet star en onbeweeglijk zijn, maar in de loop van de tijd van vorm en ligging veranderen. Voortdurend op zoek naar bewijzen, leverde Alfred Wegener (1880-1930) met zijn in 1915 verschenen boek over het ontstaan van de continenten beslissende argumenten voor de theorie van de continentverschuiving.
Volgens zijn theorie moeten we uitgaan van een oorspronkelijk “supercontinent”, waarin de gehele aardoppervlakte verenigd was. Dit noemde men Pangea (Grieks: het gehele land). Op een bepaald moment dreef het uit elkaar, en vormde meerdere continenten:
Ongeveer 250 miljoen jaar geleden begon Pangea zich in twee grote continenten te delen:
Laurazië in het noorden en Gondwanaland in het zuiden.
Gondwanaland deelde zich ongeveer 180 miljoen jaar geleden in drie delen: Australië/Antarctica, Zuid-Amerika/Afrika en India. Door het zich openen van het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan 130 miljoen jaar geleden scheidde Zuid-Amerika zich af van Afrika. India begon zich in de richting van Azië te verplaatsen, waarmee het ongeveer 45 miljoen jaar geleden in contact kwam.
Australië en Antarctica dreven 45 miljoen jaar geleden uit elkaar. Laurazië deelde zich ongeveer 10 miljoen jaar geleden op in Noord-Amerika, Europa en Azië.
Zoals reeds gezegd, vormden de volgende dingen de basis voor de theorie van Wegener: het aan elkaar passen van de continenten, maar ook geologische overeenkomsten als de ouderdom van gesteente en geologische structuren zoals het voorkomen van dezelfde soort fossielen aan verschillende kanten van de Atlantische Oceaan.
Voor het uit elkaar scheuren van Pangea ontbraken echter plausibele verklaringen.
Pas in de laatste decennia konden de ideeën van Wegener bevestigd en verder ontwikkeld worden.
Door de ontdekking van enerzijds de lithosfeerplaten, waarop de continenten bewegen, en anderzijds de vorming van nieuwe oceanische korst door seafloor-spreading (of zeebodem-spreiding) werd de theorie van de verschuiving van de continenten uitgebreid tot de moderne theorie van de schollen- of platentektoniek.