Meren-ontstaan

Tot honderd jaar geleden was men van mening, dat meren de overblijfselen waren van vroegere zeeën. Dit geldt wel voor enkele ervan. Zo heeft de Kaspische Zee, naar men aanneemt, 50 miljoen jaar geleden in verbinding gestaan met de Zwarte Zee.

En het Ladogameer in Rusland is vroeger, naar men vermoedt, een deel van de Oostzee geweest. Deze van de zee afgescheiden gedeelten worden rest- of relictmeren genoemd. Water van de vroegere zeeën is daar al lang niet meer aanwezig, want elk meer vernieuwt zich totaal binnen enkele tientallen jaren. Veel meren ontstaan door inzinkingen of uitdiepingen.

Kratermeren zijn ontstaan uit vulkanische processen. De ineenstorting of het exploderen van een vulkaantop of -kegel doet een cirkelvormige verdieping ontstaan, die zich vult met regenwater.

Tektonische meren zijn meren die door bewegingen van de aardkorst ontstaan zijn, zoals bijvoorbeeld slenkmeren. Door vervorming of barsten van de aardlagen ontstaan sleuven, maar ook diepe slenken en ketels. Tektonische meren zijn dikwijls zeer diep.
Hiertoe behoort het Baikalmeer in Zuid-Siberië (tot 1620 meter diep). Hoefijzermeren vormen zich, wanneer meanderende rivieren een bocht afsnijden. Dan ontstaat er een hoefijzervormig meer.

Morenen- of bergmeren hebben hun ontstaan te danken aan de gletsjers. De gletsjers schuren gleuven in de bodem en zetten bij het smelten meegevoerd sediment af, zodat het water zich daarachter kan verzamelen.

Dikwijls vormen ook eindmorenen of zijmorenen een natuurlijke dam.Kunstmatige meren worden aangelegd om bij hoogwater regulerende opvangbekkens te hebben.

Ze dienen echter ook voor de watervoorziening, de visteelt en de bevloeiing van het land.
Hoewel meren verschillend zijn wat betreft hun ontstaan, zijn er in de vorming van het bekken toch veel overeenkomsten.
Meestal vinden we een vlak oevergebied, het litoraal, met een droog strandgedeelte, een gedeelte dat bij hoogwater overstroomt, en een door golfbewegingen en afzetting ontstane bank, die steeds onder water staat.

Aan de oeverbank sluit een steil naar beneden gaande helling aan, die tenslotte naar de bodem van het meer leidt. Dit gebied wordt ook profundaal genoemd.

De temperatuur van een meer is afhankelijk van de zonnestraling, van de omringende lucht en de vermenging van de wateroppervlakte, die bepaald wordt door de wind.

In tropische gebieden is de temperatuur van het water gelijkmatig. Terwijl het aan de oppervlakte 28-30 graden Celsius is, daalt de temperatuur in de diepere gedeelten maar met enkele graden.

Op gematigde breedten schommelt de watertemperatuur met de jaargetijden. Maar alleen de bovenste lagen van het water worden verwarmd. Dit kan men gemakkelijk zelf vaststellen. Wanneer men in de zomer, wanneer het meer aan de oppervlakte lekker warm schijnt te zijn, de benen in dieper water houdt, voelt men direct een groot temperatuurverschil.
In een laag water van 1 meter kan dit al meerdere graden bedragen.
Grote meren hebben invloed op het klimaat in hun omgeving. Ze worden weliswaar langzaam warm, maar koelen ook niet zo snel af.

De in de zomer opgeslagen warmte wordt in de winter langzaam afgegeven, en zorgt daardoor voor een mild klimaat in merengebieden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over