Triceratops
De Triceratops behoorde tot de groep van de vogelbekken-dinosauriërs (orde Ornithischia). Hij was een van de laatste ceratopsiërs (gehoornde sauriërs) en leefde 76 tot 65 miljoen jaar geleden in het late Krijt.
Zijn naam is afkomstig uit het Grieks: Kéras = hoorn; Óps = gezicht, dus ”driehoorngezicht“. Deze naam werd hem al in 1889 door de Amerikaanse paleontoloog .O.C. Marsh gegeven.
Als de zwaarste van zijn familie werd de Triceratops wel 8 meter lang en 2,5 meter hoog. Zijn gewicht kwam op ongeveer 10 ton.
Zijn geweldige lichaam werd gedragen door sterke, forse poten. De staart was kort en zwaar, de huid leerachtig. Op zijn meer dan 2 meter lange schedel droeg hij een korte, dikke neushoorn. Aan weerszijden daarvan bevond zich een vooruitstekende stoothoorn; deze konden wel een meter lang worden.
Het grote nekschild bestond uit beenderen, die met huid bedekt waren, en aan het uiteinde beenknobbels hadden. Het gaf Triceratops een zeerbedreigend uiterlijk. Als hij zijn kop boog voor de aanval, vormde hij voor de roofsauriërs een ernstig gevaar.
Als kuddedier trok de Triceratops door de westelijk gelegen delen van Noord-Amerika. Daar leefde hij van magnolia’s, eiken en laurier, die hij met zijn papegaaiachtige, van tanden voorziene kaken afbeet. Als de snavel sterk afgesleten was, groeide hij weer aan. Omdat zijn voedselbehoefte zeer groot was, moest Triceratops in tijden van droogte ver rondzwerven.
Intussen zijn er meer dan 15 verschillende Triceratops-soorten gevonden. De verschillen liggen vooral in de schedelbouw en de variaties van de hoorns en nekschilden. Enkele ervan vormen waarschijnlijk alleen een bepaald ontwikkelingsstadium; ook het geslacht kan een rol spelen. Daarom neemt men aan, dat het werkelijke aantal soorten geringer is.