Schollen- of platentektoniek

Nadat A. Wegener in 1912 weliswaar beslissende bewijzen voor de continentverschuiving aanvoerde, maar tevergeefs zocht naar de oorzaken voor deze bewegingen, heeft men tegenwoordig ook hiervoor verklaringen gevonden.

De leer van deze soort bewegingen en de daaruit voortvloeiende effecten wordt onder de naam platentektoniek of schollentektoniek samengevat.

Zo weet men tegenwoordig, dat de aardkorst samen met het bovenste deel van de aardmantel, de lithosfeer, uit meerdere platen bestaat. Deze liggen op de zachtere asthenosfeer.Zij vormen de ondergrond voor oceanen en continenten.
Er konden zeven grote platen ontdekt worden – bijvoorbeeld de Pacifische plaat en de Euraziatische plaat. Bovendien ontdekte men talrijke kleinere platen, bijvoorbeeld voor het Middellandse Zee gebied en het Nabije Oosten.

De platen zijn voortdurend in beweging. Hun doorsnede bedraagt gemiddeld 100 kilometer (dit schommelt tussen de 60 en de 300 kilometer). Grotere platen hebben een oppervlakte van 65 miljoen vierkante kilometer.

De platen kunnen horizontale bewegingen uitvoeren, en zich daarbij van de naburige platen verwijderen (divergerende platengrenzen) of op andere platen botsen (convergerende platengrenzen).

Ze kunnen ook eenvoudig aan elkaar voorbij glijden (conserverende platengrenzen). Hier spreekt men van transforme storingen.

Volgens de huidige opvattingen zijn convectiestromen in het binnenste van de aarde de oorzaak van al deze bewegingen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan:

Onderdeel van Informatie Over