Ertsvoorraden
Het rijkelijk voorkomen van mineralen, waaruit metalen gewonnen kunnen worden, noemt men ertsafzettingen; de metaalbevattende mineralen: ertsmineralen.
Dit zijn verbindingen van metallische elementen met zwavel of zuurstof. Slechts zelden vindt men ertsen puur en in grote stukken. Meestal zijn ze met voor ons onbelangrijke mineralen verbonden. Metalen als goud komen als element voor.
Pas door scheiding van ertsen en nevengesteenten verkrijgt men een waardevolle grondstof. In economisch opzicht worden ertsafzettingen pas belangrijk, wanneer een bepaald element optreedt in een wezenlijk hogere concentratie dan gemiddeld in de gesteenten van de aardkorst.
Afzettingen ontstaan door verschillende geologische processen. Men onderscheidt: sedimentaire, magmatische en hydrothermale afzettingen.
Sedimentaire afzettingen vormen enkele van de belangrijkste grondstofbronnen van de aarde.
Door chemische en fysische inwerkingen tijdens de sedimentatie worden veel economisch belangrijke mineralen uitgefilterd.
De werkzaamste factor is hierbij de oplossende werking van water.
Een voorbeeld daarvoor zijn kwartszanden, die overblijven, wanneer door stroming en golven zand zo veranderd wordt, dat er alleen nog puur kwarts overblijft. Dit dient als grondstof voor de glasindustrie en in de communicatietechniek (glasvezelkabels).
Belangrijke sedimentaire ertsafzettingen zijn voorraden van koper, ijzer en andere metalen. De belangrijkste ijzerertsen zijn in het precambrische sedimentgesteente te vinden. Dit is vooral in Brazilië, India, Australië en Noord-Amerika veel te vinden.
Groeven met ertsafzettingen met een hoog goudgehalte of andere zware mineralen, zoals bijvoorbeeld titaniummineralen, worden placers genoemd.
De meest bekende vorm van mineraalwinning is het wassen van goud: door met een met riviersediment gevulde pan cirkelvormige bewegingen te maken, worden eerst de lichtere mineralen eruit gewassen; het zware goud zet zich op de bodem van de pan af.
De diamant, één van de kostbaarste mineralen, komt via lange dunne buizen aan de aardoppervlakte. Diamanten worden in de diepte van de bovenste aardmantel gevormd, want alleen daar is de druk hoog genoeg, om deze mineralen te vormen.
Magmatische afzettingen treden vaak in lagen op. Ze ontstaan, wanneer mineralen uit het gesmolten magma kristalliseren, zinken en zich op de bodem van een magmakamer ontwikkelen. Belangrijke ertsvoorraden van platina en chroom worden in deze gelaagde structuur in Zuid-Afrika gevonden.
Hydrothermale afzettingen ontstaan of door hete oplossingen bij magmasmelting of door heet grondwater.
Mineralen worden door de hete vloeistoffen opgelost, uit de gesteenten weggespoeld, en bij verder transport in koudere gesteenten in spleten en in grotten afgezet. Er vormen zich ijzer-, zink- en kopersulfide.
Wanneer hydrothermale oplossingen aan de oppervlakte komen, vormen ze hete bronnen en geisers met kwik- en zinkverbindingen. Grote hydrothermale afzettingen bevinden zich bijvoorbeeld in de gebieden van de Mississippi in Kansas en Oklahoma.
Op de grenzen van twee botsende platen en in subductiezones bevinden zich ook afzettingen, zowel van hydrothermale als van magmatische oorsprong. Deze bewijzen, dat er een samenhang moet bestaan tussen schollentektonische processen en de vorming van afzettingen.